Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren

 

Artikel 18
1
De bezoldiging van de rechterlijk ambtenaar of de rechterlijk ambtenaar in opleiding wordt niet langer uitbetaald dan tot en met de dag van overlijden.
2
Zo spoedig mogelijk na het overlijden wordt aan de weduwe of de weduwnaar van wie de overleden rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding niet duurzaam gescheiden leefde, een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging over een tijdvak van drie maanden. Als maatstaf geldt de bezoldiging die de rechterlijk ambtenaar of de rechterlijk ambtenaar in opleiding op de dag van het overlijden genoot. Onder weduwe of weduwnaar van wie de rechterlijk ambtenaar of de rechterlijk ambtenaar in opleiding niet duurzaam gescheiden leefde, wordt mede begrepen de achtergebleven geregistreerde partner alsmede de nabestaande levenspartner met wie de niet gehuwde rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding samenwoonde en, met het oogmerk duurzaam samen te leven, een gemeenschappelijke huishouding voerde op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding. Tegelijkertijd kan slechts één persoon als levenspartner worden aangemerkt.
3
De uitkering wordt vermeerderd met een bedrag gelijk aan drie maal de vakantie-uitkering over een maand. Als maatstaf geldt de bezoldiging die de rechterlijk ambtenaar of de rechterlijk ambtenaar in opleiding in de maand van het overlijden zou hebben genoten.
4
Bij ontstentenis van een weduwe of weduwnaar van wie de rechterlijk ambtenaar of de rechterlijk ambtenaar in opleiding niet duurzaam gescheiden leefde, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige kinderen. Onder kinderen worden mede verstaan natuurlijke kinderen waarover de rechterlijk ambtenaar of de rechterlijk ambtenaar in opleiding de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor.
5
Ontbreken ook minderjarige kinderen, dan geschiedt, indien de rechterlijk ambtenaar of de rechterlijk ambtenaar in opleiding kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broers of zusters, de uitkering ten behoeve van deze nagelaten betrekkingen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •